Analyses Belevingsvlucht / meten en berekenen

SATL trekt op basis van deze analyses de volgende conclusies:
1. De geluidmetingen van de belevingsvlucht blijken significant hoger te zijn dan de
modelberekeningen die in de MER voor ‘Lelystad’ zijn gebruikt;
2. De gebruikte methode van meten tijdens de belevingsvlucht wijkt niet wezenlijk af
van de wijze, waarop vliegtuigfabrikanten de geluidtabellen voor de
modelberekeningen zelf bepalen en aanleveren aan ICAO;
3. De kans dat op alle meetpunten een dergelijke significante afwijking gemeten wordt,
is statistisch gezien vrijwel onmogelijk;
4. De kans dat de verwachtingswaarde tussen 57.0 dB(A) en 59.2 dB(A) is 98.7%,
Daarmee zijn de meetwaarden minimaal 2.6 dB(A) hoger dan de berekend waarden
(5. Inclusief correcties voor o.a. motortype en startgewicht bedraagt de afwijking 3 tot 6
dB(A). De hogere piekwaarde van 3 tot 6 dB(A) komt overeen met de gelijktijdige
passage van 2 tot 4 identieke vliegtuigen volgens de modelberekeningen;
6. De systematische afwijkingen tussen metingen en berekeningen vallen niet binnen
de marges van +/- 2 dB(A), die daarvoor gelden volgens de Europese richtlijnen voor
kartering van omgevingslawaai 2015/9961;
7. Aangetoond is dat er wel degelijk een directe relatie is tussen LAmax en Lden . Uit deze
relatie volgt, dat de Lden 3 tot 5 dB(A) hoger komt te liggen. De MER is daarom op
onjuiste Lden-waarden gebaseerd en geeft daarmee geen realistisch beeld van de
mogelijke geluidseffecten;
8. De significant hogere waarden, die uit de geluidmetingen blijken, zijn in lijn met de
gebruikelijke afwijkingen tussen metingen en modelberekeningen Bekend is dat de
modelberekeningen met het NRM systematisch lagere geluidwaarden opleveren dan
de metingen;
9. Verontrustend is, dat het nieuwe rekenmodel DOC.29 gemiddeld een nog grotere
afwijking oplevert dan het ‘oude’ model NRM. Dit blijkt uit de trendvalidatie van
DOC.292.